Een gesprek met Hedderik van Rijn

Iets terugdoen voor de samenleving

Geïnspireerd door afwassessies met zijn moeder, stortte Hedderik van Rijn, experimenteel psycholoog aan de Rijksuniversiteit Groningen, zich op een methode om het leren van feitjes te verbeteren. Met succes. Zijn methode is uitgemond in een BV, maar de totstandkoming daarvan ging niet bepaald soepel.  

‘Hoofdstad van Frankrijk?’
‘Parijs.’
‘Hoofdstad van IJsland?’
Stilte. ‘Reykjavik?’ zei hij, met een hoorbaar vraagteken aan het eind.

Toen Van Rijn nog op de middelbare school zat, overhoorde zijn moeder geregeld de topografie tijdens het afwassen. Als hij een plaatsnaam overtuigend zei, herhaalde zijn moeder die minder vaak dan wanneer hij aarzelde. Zijn moeder voelde intuïtief aan dat hij de plaatsnamen die meer tijd kostten nog niet zo goed beheerste en bleef ernaar vragen.

Van Rijn had het dan ook wel getroffen met zijn moeder, die lerares was, net als meerdere van zijn tantes. Hij wilde ook altijd graag docent worden, en staat nog steeds graag voor de klas, maar hij hield ook van psychologie en wilde doorgronden hoe de mens denkt. En hij was altijd al gek van computers. Dus koos hij voor de studie cognitiewetenschappen aan de Radboud Universiteit, waar je leert om menselijk gedrag in wiskundige modellen te vangen. ‘Mijn werk is om dingen te bouwen die lijken op hoe de mens het doet’, zegt hij daarover. Na een promotieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam zag hij aan de Carnegie Mellon University in Pittsburg (VS) hoe je kennis van psychologie en kunstmatige intelligentie kon toepassen in het onderwijs. Zijn collega-onderzoekers werkten daar namelijk aan het implementeren van modellen van het menselijk geheugen in leersystemen. Zij hadden een algoritme geschreven dat studenten kon trainen in het onthouden van feitjes, door simpelweg naar feitjes te vragen en vragen die fout werden beantwoord op een slimme manier vaker te herhalen. In een experiment moesten studenten Japanse tekens leren met behulp van een computerprogramma. De computer liet een teken zien waarop de studenten de betekenis moesten zeggen. Toen de studenten vervolgens de daadwerkelijke toets moesten afnemen, scoorden zij hoger dan studenten die met een standaard algoritme hadden geoefend.

Huidige functie: Hedderik van Rijn is hoogleraar Cognitiewetenschappen en Neurowetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen, en sinds 2021 wetenschappelijk directeur van SlimStampen BV.

Loopbaan: Hij studeerde Cognitiewetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen, en promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam op computermodellen van wetenschappelijke ontdekking en cognitieve ontwikkelingsprocessen. Als postdoc aan Carnegie Mellon University (VS) deed hij onderzoek naar hoe informatie in ons brein is opgeslagen en welke rol tijd speelt in cognitieve processen.

‘Ik wil deze manier van leren graag over de wereld verspreiden.’

We hebben echt iets te pakken

Van Rijn was echter niet zo onder de indruk van de uitkomsten. De studenten kregen maar liefst zes uur de tijd om te leren, en bovendien moesten ze voor hen irrelevante dingen leren. ‘Dat matcht totaal niet met een middelbare school-leerling die Frans moet leren voor een overhoring voor de cijferlijst, en die maar tien minuten aan rijtjes stampen wil besteden.’ Eenmaal werkzaam aan de Rijksuniversiteit Groningen bedacht Van Rijn: Ik zal ze daar in Pittsburg wel laten zien dat die resultaten uit het lab niet in de werkelijkheid van een Groningse havoklas kunnen worden gerepliceerd. Wel voegde hij een slimmigheid toe. In plaats van een algoritme dat alleen leerde van foute antwoorden, haalde zijn algoritme juist informatie uit goede antwoorden. Geïnspireerd door de afwassessies met zijn moeder, bouwde hij de tijdsfactor in zijn algoritme in; hoe lang iemand doet over het geven van een antwoord. Het algoritme laat niet alleen de foute antwoorden, maar ook de aarzelende goede antwoorden vaker terugkomen. Wat bleek? Het ‘Pittsburg-algoritme’ scoorde met een 6,5 nauwelijks hoger dan de controlegroep, maar het Groningse algoritme scoorde maar liefst een 7,5. Toch was Van Rijn nog altijd niet heel erg onder de indruk. ‘Ik dacht: leuk resultaat, maar laten we het volgend jaar nog maar eens proberen.’ Maar keer op keer kwam hetzelfde resultaat naar voren, ook op andere scholen.

Langzaam begon het te dagen bij Van Rijn: we hebben echt iets te pakken. De volgende stap zou dan ook zijn om het verbeterde algoritme in lesmethodes in te bouwen. ‘Ik wil deze manier van leren graag over de wereld verspreiden, want niet iedereen heeft een moeder die helpt met overhoren.’ Toen begon het lastige werk. ‘De stap van wetenschap naar praktijk is behoorlijk groot. Hoe moet ik dat doen? Welke mensen moet ik daarvoor spreken? Ik had geen idee. En zeker in de gammawetenschappen is daar ook weinig ervaring mee.’ Toevallig was uitgeverij Noordhoff op zoek naar betere manieren om het leren van woordjes aan te bieden, én liep een student die Van Rijn begeleidde daar stage. Daarmee was een mooie brede toepassing gevonden.

In 2005 werd hij universitair docent bij de vakgroep Kunstmatige Intelligentie van de Rijksuniversiteit Groningen, vier jaar later maakte hij de overstap naar Psychologie, waar hij een tijd voorzitter van de basiseenheid Experimentele Psychologie is geweest, en waar hij aan de wieg heeft gestaan van de Research Master Behavioral and Cognitive Neurosciences.

Fondsen: In 2017 ontving hij een prestigieuze VICI-beurs voor onderzoek naar hoe mensen korte tijdsintervallen inschatten.

‘De stap van wetenschap naar praktijk is behoorlijk groot.'

Frustrerend proces

Maar toen zich ook buitenlandse klanten meldden, werd al snel duidelijk dat de bestaande contracten voor intellectueel eigendom, zoals die met Noordhoff waren afgesloten, niet voldeden. Vooral omdat deze nieuwe klanten zekerheden wilden die door een onderzoeksinstelling niet af te geven zijn. Daarom werd er, mede op initiatief van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), een spin-off opgericht. Alleen, wie runt deze spin-off? Het intellectueel eigendom van het werk ligt bij de universiteit, terwijl het auteursrecht van de wetenschapper is. En het aandelenbezit van werknemers van de RUG mocht op dat moment niet hoger zijn dan 4,99 procent. Dat betekent dat een wetenschapper niet verregaand betrokken kan zijn bij de onderneming. Maar die betrokkenheid is wel nodig om een onderneming voor investeerders aantrekkelijk te maken. Daar kwam nog eens bij dat dit soort algoritmes in Europa niet te patenteren is, de kennis is dus niet zomaar over te dragen. ‘Investeerders willen geen bedrijf waarin de oprichter nauwelijks aandelen heeft, want dat is een te groot risico. Als ik dan zou vertrekken, en mijn kennis meeneem, dan staan zij met lege handen.’

Dus moest Van Rijn zelf een belangrijke rol spelen. ‘Maar ik was niet zo iemand die altijd al een bedrijf wilde beginnen. Bovendien zit je als wetenschapper al behoorlijk vol met werk. Waar zou ik de tijd vandaan moeten halen? Ik word meer gedreven door de inhoud, van het verminderen van kansenongelijkheid van kinderen. Daar word ik warmer van dan van het idee dat ik een eigen BV heb.’ Het was ook makkelijker geweest als Van Rijn simpelweg de volledige overstap naar zijn bedrijf zou hebben gemaakt, maar hij wilde juist ook zijn wetenschappelijke carrière voortzetten. Ondertussen was ook bij een aantal andere Groningse spin-offs duidelijk geworden dat de 4,99-regeling niet voldeed. Mede op basis van zijn ‘geval’ is de regeling voor nevenwerkzaamheden van de RUG dan ook aangepast. Afgesproken is nu dat hij, als hij maximaal 80 procent van zijn tijd aan de RUG werkt, 20 procent van de aandelen in zijn bedrijf mag hebben.

Deze uitkomst kwam er niet zomaar. Het kostte Van Rijn twee jaar aan onderhandelingen. ‘Die tijd heb ik dus niet aan mijn onderzoek en mijn bedrijf kunnen besteden.’ Maar hij is er nu wel uit gekomen, en omdat Van Rijn het via alle officiële procedures heeft doorlopen, is er nu een structuur ontstaan aan de RUG die door anderen gekopieerd kan worden. ‘Ik gun dat mijn collega’s, want we bungelen onderaan als het gaat om kennisbenutting, en een meer stimulerende regeling kan helpen om dat te verbeteren.’ Voorheen was er een onduidelijke situatie, waarin voor iedere nieuwe BV een nieuwe oplossing moest worden geïmproviseerd, en er achteraf vaak onwenselijke situaties moesten worden gecorrigeerd. Nu is de ‘procedurele hygiëne’ gewaarborgd, zegt hij.

Hoewel het proces frustrerend was, begrijpt hij ook dat universiteiten daarin een lastige rol hebben. ‘Zij zitten in een spagaat. Enerzijds moeten zij zich richten op fundamenteel onderzoek, maar ze willen ook de samenleving dienen. Ze willen meer aan outreach doen, maar de maatschappij eist ook van hen dat er geen belangenverstrengeling mag zijn. Dat is een smal pad om te bewandelen, en veel universiteiten zijn daarmee nog aan het oefenen. Samen met zijn werkgever heeft Van Rijn het wiel eigenlijk opnieuw moeten uitvinden, want op veel vlakken was hij de eerste in zijn soort. De universiteit was altijd van goede wil, zegt hij, want het genereren van spin-offs, zeker in de sociale wetenschappen, is een belangrijk streven van de universiteit.

De cirkel is rond

In 2021 kon de BV dan eindelijk worden opgericht, genaamd SlimStampen. Noordhoff heeft de methode ingebouwd in zijn lespakket, waardoor nu zo’n 800.000 middelbare schoolleerlingen in Nederland het gebruiken. Ook uitgeverijen in België en Zwitserland gebruiken zijn methode, en studenten aan universiteiten in Gent, Groningen, Utrecht en Seattle. De volgende stap is dat ook volwassenen buiten de universiteiten zijn methode kunnen gebruiken, zoals mensen die veiligheidscursussen moeten doen, bijvoorbeeld op een boorplatform of als piloot. Zeker voor hen is het van belang dat ze de kennis niet alleen beheersen op het toetsmoment, maar ook daarna. Daarom zou SlimStampen ook kunnen helpen om niet alleen te toetsen, maar ook om het kennisniveau uit het leerproces af te leiden. Daarnaast kijkt Van Rijn vanuit SlimStampen bijvoorbeeld ook of spraaksignalen, zoals intonatie, voorspellend kunnen zijn voor het leerresultaat. Denk aan het hoorbare vraagteken als je twijfelt over je antwoord.

‘De samenleving geeft ons veel mogelijkheden om volledig nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek te doen, en daar zal ik ook altijd pal achter blijven staan. Maar het is ook mooi als je af en toe een stap terug doet en bedenkt: kan ik iets terugdoen waar de samenleving wat aan heeft? Ik wil daarin graag een voorbeeld zijn, en laten zien dat mijn wetenschap leidt tot toepassingen, en dat die toepassing weer leidt tot nieuwe wetenschap. Dan is de cirkel mooi rond.’ 

Drie punten voor verdere overpeinzing en discussie:

  • Hoe maken we het voor sociaal wetenschappers makkelijker om een bedrijf te beginnen?
  • Hoe voorkom je belangenverstrengeling?
  • Hoe zorg je ervoor dat topwetenschap én het genereren van spin-offs hand in hand samen gaan en het imago van een universiteit versterken?

Lees hier de verhalen van andere ondernemende wetenschappers