Een gesprek met Davide Iannuzzi

Een maatschappelijk mandaat

Davide Iannuzzi ziet zichzelf niet langer als een actieve wetenschapper, maar hij ziet zichzelf ook niet als een ondernemer. Toch heeft hij een succesvol bedrijf opgestart en is hij de oprichter en manager van het Demonstrator Lab van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) waar hij ook de functie directeur Valorisatie van de Faculteit der Bètawetenschappen vervulde. In januari 2022 werd hij aangesteld als de eerste Chief Impact Officer van de universiteit. Iannuzzi bezit ongetwijfeld ondernemerskwaliteiten, ook al vervult hij nu de rol van manager en mentor.

Technologie op zoek naar een markt

In 2005 kwam Iannuzzi  met een postdoc van Harvard op zak naar Amsterdam om met een Vidi-beurs van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) experimenten in kwantumelektrodynamica uit te voeren. Omdat de opstelling voor de benodigde metingen niet werkte zoals hij dat wilde, ontwikkelde Iannuzzi een nieuwe sensor op basis van microtechnologie en optische vezels. Hij ontdekte dat je daarmee ‘zo’n beetje alles’ kan meten: trillingen, versnellingen, temperatuur. Iannuzzi besloot de technologie te patenteren en beschikbaar te maken voor anderen buiten zijn laboratorium. Hij dacht toen (tamelijk naïef, vindt hij achteraf) dat hij gewoon een patent kon aanvragen en daarna verkopen aan een bedrijf om het op de markt te brengen. “Dat werkt niet”, beseft hij nu. In plaats daarvan wist hij enkele subsidies in de wacht te slepen om de technologie van het apparaat te verbeteren.

Het keerpunt kwam in 2011 toen Iannuzzi de ondernemer Hans Brouwer ontmoette en ze samen Optics11 oprichtten. “Het ging om technologie op zoek naar een markt”, zegt Iannuzzi. Dus bouwden ze een hele eenvoudige eerste versie van het apparaat om de technologie op verschillende markten te kunnen demonstreren. Hun sensor bleek vooral heel goed te zijn in het meten van de mechanische eigenschappen van biologische weefsels en cellen. De sensor was simpel, gebruiksvriendelijk en bruikbaar in een natuurlijke (vochtige) omgeving. Voordat ze in 2016 hun eerste externe investering binnenhaalden, hadden ze al een CEO aangesteld en ongeveer 15 medewerkers in dienst. In september 2022 haalde Optics11 nog eens tien miljoen euro binnen voor het opschalen van het bedrijf.

Davide Iannuzzi is Chief Impact Officer en hoogleraar experimentele natuurkunde aan de VU. In 1995 studeerde hij af als fysicus aan de Universiteit van Padua en in 2001 verkreeg hij zijn doctoraat van de Universiteit van Pavia. Voordat hij in 2005 als universitair hoofddocent begon bij de VU en in 2013 tot hoogleraar werd benoemd, deed hij in de VS postdoc-onderzoek bij Lucent Technologies Bell Labs en aan Harvard University. Iannuzzi behaalde ook een MBA aan de TIAS School for Business and Society in Tilburg.

Hij is medeoprichter van Optics11, een bedrijf dat krachtige tafelmodel-instrumenten voor nano-indentatie produceert voor het meten van complexe biomaterialen. Het bedrijf werd (verrassing!) in 2011 opgericht. Vijf jaar later lanceerde Iannuzzi het universitaire pre-incubator Demonstrator Lab Amsterdam waarvan hij tot 2021 directeur was. Voor zijn benoeming in januari 2022 tot Chief Impact Officer voor de hele universiteit, was hij ook twee jaar directeur Valorisatie van de Faculteit der Bètawetenschappen.

"Het is onze taak om impact te creëren. Om het algemeen nut van wat we ontwikkelen te maximaliseren”

Met een beetje vertrouwen kom je ver

Zodra je een bedrijf opricht, ontstaan er belangenconflicten. Dat is onvermijdelijk. “Daar is niks aan te doen”, zegt Iannuzzi, “Je moet ermee om leren gaan”. En dat is helemaal niet zo ingewikkeld. Je verlaat gewoon de kamer wanneer je universiteit met je bedrijf praat. Dat is een van de belangrijke redenen waarom je een ondernemer nodig hebt. Niet alleen vanwege de expertise die een ondernemer meebrengt, of een set van vaardigheden die de jouwe aanvult, maar ook om het bedrijf te vertegenwoordigen tijdens discussies met je universiteit of onderzoeksinstituut. Zet je persoonlijke belangen op de derde plaats en vertrouw er op dat er een goede regeling komt voor het gebruik van universiteitsmiddelen door het bedrijf. Iannuzzi heeft er altijd voor gezorgd dat het werk van zijn promovendi uitsluitend door wetenschappelijke criteria wordt bepaald en door wat belangrijk is voor hun doctoraat, en dat al hun werk onder de noemer Open Science valt en gepubliceerd kan worden. En hij houdt zijn uren goed bij; naar zijn mening zou iedereen met langdurige nevenactiviteiten dat moeten doen. Zolang onderzoekers zich maar buiten de discussies tussen hun universiteit en het bedrijf houden, volledig transparant werken en blijk geven van enige sensitiviteit, kan elk belangenconflict relatief eenvoudig worden opgelost. Daarbij kunnen protocollen en beleid zeker nuttig zijn, maar er gaat niets boven transparantie en vertrouwen.

Iannuzzi heeft ook geen probleem met wetenschappers die geld verdienen met de startups die ze (met anderen) oprichten. Wanneer ze een bedrijf proberen op te bouwen, nemen ze een enorm risico met hoge opportuniteitskosten. Ze leveren een aanzienlijk deel van hun vakanties en vrije tijd in. Daarnaast betalen ze ook een psychologische tol: slapeloze nachten, tegenvallers en niet te vergeten het risico op reputatieschade. Ze worden doorgaans gedreven door hun passie om hun wetenschap met de buitenwereld te delen, en zo hoort het ook. Maar als al doende blijkt dat het avontuur winstgevend is, dan is het niet meer dan fair dat ze aanspraak mogen maken op een deel van de opbrengsten.

“Mijn apparaat komt voort uit een simpel idee”, legt Iannuzzi uit. Als hij Hans Brouwer niet had leren kennen en Optics11 niet had opgericht, dan zou het apparaat “misschien door een handjevol mensen worden gebruikt”. Nu wordt het over de hele wereld ingezet. Dat is de echte beloning, en de eventuele financiële opbrengsten zijn daar het neveneffect van. Iannuzzi is trots op het eerste en vindt dat hij zich niet hoeft te schamen voor het tweede.

Fiat versus Ferrari

Het is niet alleen fair dat wetenschappers delen in de opbrengsten, het is essentieel. Voor hun startup is het belangrijk dat wetenschappers succesvol zijn. Want zij (en soms zijn ze de enigen) begrijpen de technologie en hebben ‘brand power’. Aangezien zij de uitvinders zijn, kunnen ze het product goed positioneren en vertrouwen wekken bij potentiële gebruikers (als de boodschap te goeder trouw wordt gebracht, natuurlijk).

En ook de universiteiten doen hun voordeel met hun blijvende betrokkenheid. “Het bedrijf verkoopt een Fiat 500”, vertelt Iannuzzi, “Maar ik had een Ferrari in mijn lab. Moeilijker te besturen, maar uitermate geschikt om een race mee te winnen. Mijn promovendi konden nieuwe wegen inslaan omdat ze, vergeleken met de gemiddelde klant van Optics11, toegang hadden tot superieure technologieën”.

Misschien moeten we het dus niet over potentiële conflicten hebben, maar over potentiële synergieën? Iannuzzi beaamt dat volmondig en diept deze gedachte verder uit: “Het idee zelf is misschien goed voor 1%”. Voor het overige gaat het om de niet-technische aspecten die bij het invoeren van een nieuwe technologie komen kijken, zoals consumentengedrag, de afstemming tussen markt en product, regelgeving en maatschappelijke aanvaarding of weerstand. Om succesvol te zijn, betoogt Iannuzzi, moet je economische, sociale en zo nodig zelfs theologische inzichten samenbrengen. En waar kun je dat beter doen dan op de campus van een universiteit als de VU, waar al deze disciplines vertegenwoordigd zijn? We moeten van de aanwezige academische rijkdom gebruikmaken en in interdisciplinaire teams samenwerken om te zorgen dat we een hoger, gemeenschappelijk doel kunnen dienen.

Iannuzzi is lid van de Raad van Toezicht van StartHub, het VU paviljoen voor startups, en is (of was in het verleden) adviseur van het Amsterdam Center for Entrepreneurship, de Faculty of Impact van de NWO en van de bedrijven Scailable (AI-oplossingen voor diverse sectoren) en Dayrize (SAAS-tool voor de impactbeoordeling van consumentenproducten). Hij geeft cursussen ondernemersvaardigheden voor wetenschappers en schreef in 2017 het succesvolle boek Entrepreneurship for Physicists: A practical guide to move inventions from university to market. In 2018 ontving hij de NWO ‘Physics Innovation Award’.

Zodra je een bedrijf opricht, ontstaan er belangenconflicten. Dat is onvermijdelijk. “Daar is niks aan te doen”, zegt Iannuzzi, “Je moet ermee om leren gaan”.

Maximale impact

Dat hogere doel is ‘impact’. “We hebben een maatschappelijk mandaat”, benadrukt Iannuzzi. “Ondernemend wetenschapper zijn gaat niet over het opzetten van een lifestyle business, over ‘een professor en een paar PhD's die wat extra willen verdienen voor hun onderzoeksgroep of hun eigen beurs willen spekken’. Het is onze taak om impact te creëren. Om het algemeen nut van wat we ontwikkelen te maximaliseren”, zegt Iannuzzi in navolging van de pleitbezorger van het utilitarisme, Jeremy Bentham.

Dat nut moet ruim worden opgevat. Meestal moeten ondernemers een product ontwikkelen dat maximaal financieel rendement oplevert voor hun investeerders. En dat is prima, want het betekent dat ze het product voor zoveel mogelijk mensen beschikbaar moeten maken, en dat die mensen er hoogstwaarschijnlijk hun voordeel mee kunnen doen. Als een nieuw bedrijf succesvol is, zorgt het bovendien voor nieuwe banen in de hele toeleveringsketen, nieuw kapitaal voor herinvestering in verdere innovatie en een redelijke beloning voor de investeerders die het financiële risico droegen. Maar het zou op een nog veel grotere schaal succesvol kunnen zijn. Eigenlijk zou je bedrijven al in de beginfase op moeten zetten met het doel om een bijdrage te leveren aan zowel welvaart als (wereldwijd) welzijn.

Stel je voor dat universiteiten zich zouden richten op ondernemers en investeerders die deze logica omarmen en die er al tijdens het ontwerpen, bouwen en leveren van een nieuw product naar streven om het langetermijneffect van deze producten te maximaliseren met het oog op het welzijn van de planeet. Dit zou ook, via hun bedrijfsmodel, het welzijn kunnen omvatten van mensen die het product niet gebruiken of die niet rechtstreeks profiteren van de opbrengsten. Universiteiten zouden bedrijven kunnen helpen bij de evaluatie en optimalisatie van hun impact door alle universitaire kennis over de technische en niet-technische aspecten van innovatie in te zetten, en ook de openbare middelen waarover universiteiten beschikken (van toegang tot faciliteiten en onderzoekers tot KTO-ondersteuning). Op die manier kunnen universiteiten deze bedrijven ook helpen groeien en uiteindelijk hun minder duurzame concurrenten voorbij te streven.

Deze rol is de universiteiten en hun KTO’s toch op het lijf geschreven? Het is een aanlokkelijke visie… een visie die past bij een van de eerste universitaire Chief Impact Officers.

Drie punten voor verdere overweging en discussie:

  • Zijn eenvoudige richtsnoeren en volledige transparantie voldoende om belangenconflicten te beheersen wanneer wetenschappers een belang in bedrijven hebben?
  • Zouden we ons niet veel meer moeten richten op de impact die wetenschappers met hun startups kunnen creëren en minder op het optimaliseren van het rendement dat zij als neveneffect behalen?
  • Zou het maximaliseren van de impact op welzijn de volgende logische stap/het uiteindelijke doel van universiteiten en hun KTO’s kunnen zijn?

Lees hier de verhalen van andere ondernemende wetenschappers