Een gesprek met Peter Rem

Ondernemende student verslaat professor met gemak

Professor Peter Rem is niet onbekend met startups. Vanuit zijn lab aan de Technische Universiteit Delft (TU Delft) zijn zes spin-outbedrijven opgericht en werd onderdak geboden aan nog eens vier bedrijven opgericht door studenten. Het lab biedt zelfs ondernemers van buitenaf toegang tot faciliteiten en expertise.

Dat is geen toeval. Peter is ervan overtuigd dat hij en zijn collega-academici de plicht hebben om iets te betekenen voor de maatschappij. Niet alleen kennis en afstudeerders maar praktische toepassingen die commercieel levensvatbaar zijn.

"Elke euro die de maatschappij investeert in Research & Development (R&D), moet eigenlijk €100 opleveren aan (extra) bruto binnenlands product", stelt hij. Dat betekent groot denken, outside-in denken en jezelf, je expertise en je faciliteiten zien als publieke middelen die moeten worden ingezet om dat doel te bereiken.

Gebruiksgeïnspireerd fundamenteel onderzoek

"Begin met het doel voor ogen" is de tweede van Stephen Covey's ‘Zeven eigenschappen van zeer effectieve mensen’. Het zou gezegd kunnen zijn door Peter Rem als hij zijn onderzoek toelicht. Elke wetenschapper, zeker natuurkundigen zoals Rem, "wil een Einstein zijn - maar er zijn niet zo veel Einsteins". Niet iedere wetenschapper kan de manier veranderen waarop we de werkelijkheid begrijpen en erover denken. Het nastreven daarvan is ook niet de enige weg naar intellectueel uitdagend en grensverleggend (fundamenteel) onderzoek.

Maar als elke wetenschapper alleen die benadering zou kiezen, zou maar weinig innovatie tot stand komen. Rem geeft de voorkeur aan een andere route. In plaats van te zoeken naar toepassingen van wetenschap en technologie, neemt hij die toepassingen als uitgangspunt voor het ontwikkelen van technologieën en het afleiden van wetenschappelijke vragen.

In Rems maatschappij- en marktgedreven benadering moeten innovaties materieel zijn: relevant voor de maatschappij en groot genoeg om zowel impact te hebben als commercieel levensvatbaar te zijn. Zo niet, dan zal geen bedrijf het produceren, geen investeerder het financieren en mens noch planeet er beter van worden. Veel (toegepast) onderzoek houdt daar geen rekening mee. Zelfs niet wanneer het wordt gefinancierd uit instrumenten die specifiek bedoeld zijn om innovatie voor de samenleving te stimuleren.

Neem het zevende kaderprogramma van de EU. Als je de projecten bekijkt die vanuit dat programma zijn gefinancierd, dan zie je dat slechts enkele een enorme impact hebben en de meeste heel weinig. Een groenere en rendabeler manier om wegen aan te leggen heeft bijvoorbeeld een enorm potentieel, zowel maatschappelijk als economisch. Aan de andere kant kan een project om nieuwe manieren te ontwikkelen om de luchtkwaliteit in musea op peil te houden, technologisch ongelooflijk intrigerend en prikkelend zijn - maar curatoren doen dat al. De kans dat je met zo’n project een onvervulde behoefte vindt om in te voorzien en een markt om te bedienen, zal klein zijn.

Kijk ter illustratie van Rems aanpak naar Inashco (nu: Blue Phoenix Group), een van de eerste spin-outs van zijn onderzoeksgroep in Delft. Het uitgangspunt was een observatie over 'bodemas', het residu dat overblijft na de verbranding van huishoudelijk afval. Dat zit vol waardevolle metalen en mineralen die prima kunnen worden hergebruikt. De bekende extractiemethoden vereisen echter dat de natte en kleverige bodemas eerst wordt gedroogd - en dat was te duur. Rem en zijn team ontwikkelden een mechanisch proces dat zelfs zeer kleine metaaldeeltjes, waaronder aluminium, koper en edele metalen als goud en zilver, met relatief weinig energie uit dat restproduct kan halen. Dat brengt waardevolle grondstoffen terug in de wereldwijde toeleveringsketens, vermindert de CO2-uitstoot en beperkt het storten van afval. Inderdaad maatschappelijk en marktgedreven.

Intrigerend is echter dat het ook niet 'zomaar' een nieuwe toepassing is van bestaande technologie. Deze toepassing vereiste nieuwe, nog onbekende natuurkundige processen die Rem en zijn groep onderzochten, waarover zij publiceerden en die nog altijd niet volledig worden begrepen.

Het verschil met nieuwe natuurkunde van het Einstein-type is dat deze natuurkunde weliswaar nieuw is, maar ook, zoals Rem het noemt, 'afdwingbaar'. Dat wil zeggen: je weet dat het mogelijk is en je het in principe aan de praat moet kunnen krijgen. Maar dat maakt het onderzoek niet minder fundamenteel dan wat velen beschouwen als 'puur, door nieuwsgierigheid gedreven' onderzoek. Alleen is die nieuwsgierigheid meer praktisch dan filosofisch van aard.

Prof. dr. P.C. (Peter) Rem is sinds 2011 hoogleraar Resources & Recycling aan de Technische Universiteit Delft. Hij schreef zijn proefschrift over supergeleiders (1986) en werkte voor Shell Research aan innovatieve processen voor de productie en verwerking van olie en gas.

Rem heeft meer dan 100 peer reviewed artikelen gepubliceerd en heeft een H-index van 25 en i10-index van 62. Zijn onderzoeksinteresses omvatten het gedrag van complexe systemen in de fysica, scheidingswetenschap & technologie en de maatschappelijke transitie naar circulariteit.

Rem bezit meer dan een dozijn patenten op het gebied van procestechnologie en apparatuur, waarvan ongeveer de helft momenteel wordt toegepast in de industrie. Hij en zijn groep hebben zes spin-outbedrijven opgericht en hebben met nog veel meer bedrijven samengewerkt.

Spin-outs:
Inashco (Blue Phoenix Group), ADR Technology, Resteel, C2CA Technology, UminCorp, Scrapventure

Ondersteunde startups:
Ocean Cleanup, Polyential, Elemetal, Inkless

In het residu dat overblijft na de verbranding van huishoudelijk afval zitten waardevolle metalen en mineralen.

Man met een missie

Misschien is passie een betere term voor een man wiens groep een half dozijn bedrijven heeft doen ontstaan en minstens nog een half dozijn gesteund. Die van Rem is voelbaar, zelfs aan de andere kant van het beeldscherm. Hij wil recycling transformeren: van afvalgestuurd naar vraaggestuurd. In plaats van een afvalstroom te nemen en te proberen een klant te vinden voor wat je kunt terugwinnen, heeft Rem een situatie voor ogen waarin klanten specificeren welk materiaal of welke legering ze willen hebben en recyclers zich erop toeleggen dat materiaal of die legering te leveren. Een recente spin-out, ScrapVenture, probeert dat te doen voor schroot.

De aanpak heeft belangrijke voordelen. Tegenwoordig komen uit recycling materialen beschikbaar in kleine hoeveelheden die allemaal net niet hetzelfde zijn. Bedrijven die dergelijke materialen van wisselende, vaak inferieure kwaliteit willen gebruiken moeten daarvoor hun producten en processen opnieuw ontwerpen. Dat is inefficiënt ("laat de machine dan maar wat langzamer draaien") en duur. Het is ook een belangrijke reden waarom slechts 10 procent - in waarde - van de materialen die we gebruiken, afkomstig is van recycling.

Dat veranderen is verre van eenvoudig. Het vereist niet slechts technologische maar systeeminnovatie. In Rems visie zou het werken zoals bij de petrochemische toeleveringsketen. Stel, je bestelt een hars die over een maand moet worden geleverd. Computers combineren dan alle bestellingen om de ideale samenstelling te berekenen van ruwe olie als input voor de raffinaderijen. Handelaren kopen en ruilen olie reeds op zee om de juiste mix op de juiste locaties te leveren, enz. Om recycling op een dergelijke leest te schoeien is een hele reeks innovaties nodig, die allemaal zullen stuiten op nieuwe problemen van fysica en wiskunde die we nog niet kunnen oplossen. Met andere woorden, veel ruimte voor zowel onderzoek als nieuwe bedrijven.

De kracht van student-starters

Rem en zijn groep brengen hun innovaties een heel eind. Zij patenteren veel en ontwikkelen hun concepten meestal tot prototypes op bijna industriële schaal. Maar een bedrijf starten - of beter gezegd: opzetten en runnen - is iets heel anders. Eén keer heeft Peter zich laten verleiden directeur te zijn. Die ene keer was voor hem voldoende. Hij vertelt lachend over de belastingbrieven die aan zijn lab werden geadresseerd. Die werden geopend door een medewerker die, omdat hij de naam van het bedrijf niet herkende, ze prompt in de prullenbak gooide. Rem heeft duidelijk geen zin in nog een poging. Dat laat hij liever aan anderen. Wie? De universiteit bijvoorbeeld. Zij beheren de administratieve relatie met de ondernemer en hebben uitstekende regelingen om Rems groep en individuele uitvinders te laten delen in de opbrengsten.

En wie zijn de beste ondernemers? Studenten. Daaraan twijfelt Rem geen moment. Voor academici kan het moeilijk zijn om verder te kijken dan hun eigen vakgebied. Neem de Nuna, geeft Rem als voorbeeld. De auto op zonne-energie integreert een breed scala aan disciplines en wint al decennialang wereldwijde wedstrijden voor zonnewagens. Zelfs teams van grote bedrijven kunnen er niet aan tippen. "Als een professor in de lead zou zijn, zou Nuna onmiddellijk verliezen."

"Elke euro die de maatschappij investeert in R&D, moet eigenlijk €100 opleveren aan extra Bruto Binnenlands Product"

Studenten echter, dat is andere koek. Zij zijn niet alleen goed in technologie, ze zijn goed in samenwerken, ze roepen eerder sympathie op dan rivaliteit en ze zijn flexibel, in staat zich aan te passen aan nieuwe inzichten en minder geneigd vast te blijven zitten in oude gewoontes. Elemetal, een van de door Rems lab gesteunde startups van studenten, is een ander goed voorbeeld. De jonge ondernemers veranderden hun businessplan drie keer voordat het bedrijf succes had.

Rem heeft ook veel sympathie voor 'ervaren starters', mensen tussen de 40 en 60 jaar die vanuit het bedrijfsleven naar zijn lab komen. Vaak met veelbelovende ideeën. Op de een of andere manier zijn deze startups echter niet zo succesvol. Waarschijnlijk omdat ze een of meer van de sterke punten van student-starters missen. Ze beheersen de technologie minder goed, hun ideeën zijn te specifiek en te beperkt om commercieel interessant te zijn en ze zijn niet bereid of in staat het over een andere boeg te gooien.

Individueel naar institutioneel

Is het mogelijk de aanpak van Rem te kopiëren en elders toe te passen om innovatie en technologieoverdracht te stimuleren? Helaas, zegt Rem, hangt veel nog af van de persoon. Universiteiten moedigen valorisatie aan maar hebben moeite om het aan te jagen en te sturen. De prikkels zijn nog altijd meer gericht op wetenschappelijke dan maatschappelijke impact. Dat geldt ook voor de inzet van mensen en faciliteiten.

Eigenlijk is de ondersteuning die zijn groep biedt aan startups (van studenten en externen) meer een publieke dienst. Ze vragen geen geld voor het gebruik van hun lab en expertise, alleen voor verbruiksgoederen en wat de startups kapot maken. Rem prijst zich gelukkig dat zijn universiteit deze praktijk door de vingers ziet. Het is duidelijk dat de verantwoordelijken oog hebben voor het grotere plaatje en iets delen van Rems doel en plichtsgevoel tegenover de maatschappij. Het komt weer aan op individuen.

Aan het eind van het gesprek komt een intrigerend idee naar voren. Het hoger onderwijs wordt onderwezen per discipline, zoals natuurkunde, wiskunde, elektrotechniek en werktuigbouwkunde, en de specialismen daarin. Onderzoeksfinanciering - zowel rechtstreeks van de overheid als in competitie via NWO en de EU - wordt langs dezelfde lijnen toegekend. Als valorisatie een discipline-overstijgende, maatschappelijke en markt- in plaats van een wetenschapsgedreven aanpak veronderstelt, mag het geen verbazing wekken dat de match minder dan perfect is.

Rems leerstoel, echter, is in hulpbronnen en recycling. Geen wetenschappelijke discipline, maar een toepassingsgebied en maatschappelijke prioriteit. Misschien is dat iets om op voort te bouwen. Misschien kunnen we meer toepassingsgerichte leerstoelen vestigen, financiering uit het bedrijfsleven aantrekken, ondernemende onderzoekers aanstellen en hen belasten met het terugbetalen van de investering van de maatschappij, in een ratio van honderd tot één. Noem het de Wet van Rem. Het is misschien niet E=MC2 maar de maatschappij - en de wetenschap - kunnen het slechter treffen.

Drie punten voor verdere overpeinzing en discussie:

  • Als door gebruik geïnspireerd fundamenteel onderzoek een goede manier is om zowel maatschappelijke innovatie als wetenschappelijk onderzoek te stimuleren, moet het dan een grotere rol spelen in onze universiteiten en (hoe) kunnen we het aanmoedigen?
  • Kunnen we onderwijzen wat studenten tot goede ondernemers maakt (bv. aan mensen uit het bedrijfsleven)?
  • Moeten we ons (enkel) verlaten op individuen of kunnen we hun gedrevenheid en mentaliteit institutionaliseren, inbouwen in onze instellingen?

Bekijk hier de interviews met andere ondernemende wetenschappers

Of download de verhalenbundel Denkers die doen