Een gesprek met Maarten Steinbuch

Zeg voor één dag per week je baan op

In het begin van zijn carrière kreeg professor Maarten Steinbuch een uitnodiging om te spreken op een conferentie in Noorwegen. Hij zou ervoor betaald worden. Dit stelde hem voor een dilemma. Hij kon het geld aan zijn vakgroep geven – wat een beetje aanvoelde als een druppel op een gloeiende plaat – of het zelf houden en naar eigen goeddunken besteden.

Maar als hij dat laatste zou doen, zo vond Steinbuch, dan zou hij ook zijn eigen onkosten moeten betalen en de conferentie moeten bijwonen in zijn eigen tijd, niet die van zijn werkgever. Hij besloot voor één dag in de week ontslag te nemen bij zijn instituut en in die uren zijn eigen geld te gaan verdienen.

Gewoon doen

"Dat is nog steeds mijn belangrijkste advies", zegt hij, als wetenschappers met ondernemersambities hem vragen hoe ze dat moeten doen. Je kunt geen ondernemer zijn in andermans tijd of op andermans kosten. Een aantal uren minder gaan werken is naar je werkgever toe zowel eerlijk als transparant. Het helpt conflicten vermijden én het maakt je tot een betere – want echte – ondernemer. Er is geen betere manier om na te denken over klanten dan een factuur opmaken. Wie zijn ze? Wat hebben ze nodig? Gaan ze ervoor betalen?

In zekere zin hebben onderzoekers en ondernemers meer gemeen dan je misschien denkt. Beiden moeten zelfstarters zijn met een intrinsieke drive, een langetermijnvisie en doorzettingsvermogen. Het grote verschil is dat ondernemers hun nieuwsgierigheid moeten beteugelen en moeten focussen, focussen, focussen. Waar twijfel voor doctoraalstudenten haast een vereiste is, kan het ondernemers juist verlammen. Op een bepaald moment moeten ze stoppen met denken en beginnen met doen. Door zichzelf in die positie te plaatsen, gaan onderzoekers die urgentie voelen en ontwikkelen ze de mentaliteit van een ondernemer.

Als je een goed team om je heen hebt, is een dag per week voor een wetenschapper genoeg om een succesvolle onderneming te helpen opbouwen. Ook de universiteit heeft er baat bij. Ondernemerschap, zelfs parttime, maakt onderzoekers beter in het luisteren naar industrie en maatschappij, het begrijpen van hun behoeften en het effectief samenwerken aan (open) innovatie die waarde en impact creëert.

Prof. dr. ir. Maarten Steinbuch is universiteitshoogleraar Systems and Control en houder van de leerstoel Control Systems Technology aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) en wetenschappelijk directeur van de Eindhoven Engine. Na te zijn afgestudeerd en gepromoveerd aan de Technische Universiteit Delft, werkte hij ruim tien jaar bij Philips Research voordat hij in 1999 hoogleraar werd in Eindhoven. Zijn onderzoeksinteresses variëren van autotechniek (met een focus op elektrische en autonome voertuigen) tot mechatronica, robotica voor hoge-precisiechirurgie, motion control en fusion plasma control.

Maarten Steinbuch heeft honderden veelgeciteerde artikelen gepubliceerd die hem een H-index hebben opgeleverd van >35 in ISI Web of Science en 58 in Google Scholar (i10-index van 267). Hij ontving in 2015 de eerste Academische Verenigingsprijs van het Koninklijk Nederlands Instituut van Ingenieurs (KIVI) en werd in 2016 uitgeroepen tot Simon Stevin Meester, de hoogste Nederlandse onderscheiding voor wetenschappelijk technologisch onderzoek. Hij is een IEEE Fellow.

“Ondernemer­schap maakt onderzoekers beter in het luisteren naar industrie en maatschappij”

Co-creatie versnellen

Universiteiten zouden daarvan meer kunnen gebruiken, vindt Steinbuch. Ons denken is nog te veel van binnen naar buiten. In plaats van kennis te genereren en die vervolgens over te dragen aan bestaande of nieuwe bedrijven, moeten we ons richten op (het versnellen van) co-creatie. Dat vereist wat Steinbuch de 4e-generatie-universiteit noemt. De voorgaande generaties zijn de oorspronkelijke, op onderwijs gerichte instellingen (zoals ooit begonnen in Bologna), de door Von Humboldt geïnspireerde onderzoeksuniversiteit en het Cambridge-model waarin ook R&D-commercialisering een expliciet doel werd.

Steinbuch heeft een instelling voor ogen die zich toelegt op onderwijs en open innovatie als de fysieke nexus van een (lokaal) ecosysteem van professionals, wetenschappers, ondernemers, kunstenaars, klanten, enz. die elkaar ontmoeten en samen innoveren. Zijn ideeën hebben geresulteerd in Eindhoven Engine, een samenwerkingsverband tussen Fontys Hogescholen, onafhankelijk onderzoeksinstituut TNO en de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e).

Steinbuchs geesteskind – dat hij samen met Katja Pahnke leidt – werd twee jaar geleden opgericht en telt nu al meer dan 150 mensen die werken aan zo'n 15 projecten. Het is gecentreerd rond de Eindhovense High Tech Campus en universiteitscampussen. Partners zijn onder meer ASML, Philips, Signify, VDL, NXP, NTS en Brainport Eindhoven. Bij Eindhoven Engine, en bij 4e-generatie-universiteiten in het algemeen, draait het allemaal om colocatie en co-creatie, waarbij collectieve intelligentie wordt ontketend.

Een andere veelbelovende aanpak om co-creatie te versnellen, zegt Steinbuch, is HighTechXL. Het begon in 2015 als een hightech accelerator voor start-ups en is sindsdien overgegaan in een 'venture builder'. HighTechXL pikt ideeën op bij instituten en bedrijven zoals CERN, TNO, ESA en Philips, maar ook bij universiteiten, zet daar een doorgewinterd team op en biedt hands-on ondersteuning en (toegang tot) financiering. HighTechXL is gevestigd op de High Tech Campus.

Tot slot ziet Steinbuch een cruciale rol weggelegd voor bureaus voor technologieoverdracht zoals het onlangs opgerichte The Gate. Deze knowledge and technology transfer offices (KTO's) zouden binnen universiteiten en onderzoeksinstellingen proactief ideeën moeten scouten – eigenlijk net zoals HighTechXL dat doet – en er vervolgens alles aan doen om deze ideeën te helpen ontwikkelen tot spin-outs of bestaande bedrijven. Nog te vaak zijn we reactief en nodeloos restrictief. We wachten tot ondernemers in spe en hun start-ups voortkomen uit universitair onderzoek en dan concentreren we ons op het onderhandelen over voorwaarden voor ondersteuning en het gebruik van universitaire IP. Terwijl we ons zouden moeten richten op het versnellen van hun ontwikkeling en het zo veel mogelijk naar buiten brengen van universitaire knowhow en IP.

Steinbuch ziet dit echter veranderen – en ten goede. Recente startups kregen bijvoorbeeld licentieovereenkomsten aangeboden zonder dat de universiteit een groot deel van de aandelen opeiste.

Het langetermijngeweten van de industrie

Naast het bieden van letterlijk en figuurlijke innovatieruimte voor co-creatie en het proactief stimuleren van het gebruik van hun kennis en technologie, ziet Steinbuch de rol van universiteiten als meer fundamenteel. Zij zijn het “langetermijngeweten van de industrie". Zij kunnen de weg wijzen naar wat de wetenschap kan doen en wat de maatschappij in de toekomst nodig zal hebben. Zij kunnen bedrijven helpen bij het formuleren van hun strategische agenda en hun prioriteiten voor research & development (R&D).

Dat houdt ook in dat zij bedrijven helpen zichzelf te ‘ontwrichten’ en op geheel nieuwe wijze te voorzien in behoeften op geheel nieuwe en/of radicaal veranderende markten. Eindhoven Engine is bedoeld om precies dat te doen. In zekere zin vervangt het de bedrijfslaboratoria van het verleden, zoals het NatLab van Philips. Daar waren geen grenzen tussen disciplines en leidde fundamenteel onderzoek tot ontwikkeling van technologische toepassingen en nieuwe producten.

Bedrijven stationeren er teams om samen met onderzoekers van universiteiten en instituten zoals TNO te werken aan bijvoorbeeld nieuwe technologie en toepassingen voor halfgeleiders en geautomatiseerd rijden. De resultaten kunnen worden geïntegreerd in de eigen activiteiten van de bedrijven of ontwikkeld tot nieuwe, zelfstandige bedrijven (spin-outs), zoals de Lighthouse-technologie van ASML voor de productie van een veelgebruikt medisch isotoop buiten een kernreactor.

"En vergeet de hbo’s niet", benadrukt Steinbuch. Het is al niet gemakkelijk om grote bedrijven ervan te overtuigen middelen te investeren in co-creatie – via hun eigen onderzoekers of het financieren van promotieplaatsen – en nog veel moeilijker om het midden- en kleinbedrijf erbij te betrekken. Zij hebben meestal geen R&D-afdeling die groot genoeg is om capaciteit vrij te maken om mee te doen aan onderzoek en de resultaten te absorberen. Noch hebben ze de middelen om een ‘senior thought leader’ aan te stellen. Steinbuch ziet daarom een grote rol weggelegd voor Nederlandse hbo's bij het uitvoeren van onderzoek voor en met het mkb.

Voor sommige universiteiten is "industrie" nog steeds een term met negatieve connotaties. Toch zijn de vragen waar bedrijven mee worstelen in essentie dezelfde als de grote uitdagingen waar de samenleving voor staat. Omdat economische waarde voortvloeit uit het oplossen van deze uitdagingen, zijn bedrijven en vooral technische universiteiten al lang betrokken bij soortgelijk onderzoek. Steinbuch denkt dat de 4TU, de federatie van technische universiteiten, het voortouw kan nemen en door andere (algemene) universiteiten worden gevolgd.

Maarten Steinbuch heeft zich altijd gericht op zowel fundamenteel onderzoek als het commercialiseren van technologie. Hij is houder van negen octrooien en medeoprichter van zeven bedrijven in mechatronica (MI-Partners, Mechatronics Academy), robotica voor precisiechirurgie (Eindhoven Medical Robotics, Preceyes, Microsure), simulaties (ZEnMo) en consulting (Steinbuch in Motion).

Daarnaast heeft hij toezichthoudende en adviserende rollen bij Sioux Group, Nobleo Technology, Stepstone Corporate Finance+ en LUMO Labs en is hij lid van het bestuur van NWO SIA. Maarten Steinbuch is een veelgevraagd spreker, blogger en opinieleider over innovatie, de rol van technologie in de samenleving en een vooraanstaand pleitbezorger van elektrische auto's.

Als je een goed team om je heen hebt, is een dag per week voor een wetenschapper genoeg om een succesvolle onderneming te helpen opbouwen.

Rolmodellen

Steinbuch is in ieder geval een groot voorstander van het goede voorbeeld en de kracht van rolmodellen. Universiteiten moeten ruimte maken voor zulke rolmodellen: wetenschappers met ondernemende nevenactiviteiten en succes. Sta onderzoekers toe in deeltijd te werken zodat zij de tijd krijgen om bedrijven te starten en/of ermee samen te werken. Maak het gemakkelijk, waardeer het en moedig het aan. Maar dring het niet aan iedereen op. Volgens Steinbuch heeft ongeveer 10 tot 20 procent van de onderzoekers "de kriebel" en moeten we de rest met rust laten.

Wat kunnen Techleap.nl en anderen nog meer doen? Etaleer successen, zoals wat Techleap.nl doet voor scale-ups, het geweldige werk van regionale ontwikkelingsmaatschappijen in tijden van COVID (een VC-aanpak, grotere tickets) en initiatieven zoals de Academic Startup Competition die de vereniging van Nederlandse universiteiten VSNU, de Academie voor Technologie en Innovatie (AcTI) en Techleap.nl samen organiseren. Deel ervaringen en best practices, bijvoorbeeld door een conferentie te organiseren voor KTO's en rolmodellen. En benadruk bij de politiek hoe belangrijk het is om co-creatie te versnellen en financieringsinstrumenten als het Groeifonds en InvestNL daar specifiek op af te stemmen.

Drie punten voor verdere overpeinzing en discussie:

  • Moeten we – hoewel het bij uitstek mogelijk is om onderzoeker en ondernemer tegelijk te zijn – meer mogelijkheden creëren om dat te combineren (bijv. deeltijdaanstellingen)?
  • Moeten we technologieoverdracht minder zien als een transactiegericht, uitgaand proces en meer in termen van co-creatie en colocatie – d.w.z. de buitenwereld binnen onze (4G) universiteiten brengen?
  • Kunnen we meer doen om rolmodellen en succesverhalen te identificeren en te promoten?

Lees hier de interviews met andere ondernemende wetenschappers

Of download de verhalenbundel Denkers die doen