Een gesprek met Eveline Crone

Breng het in de praktijk

Professor Eveline Crone heeft geen startups en ook geen patenten. Wel impact. Zij is een veel gelauwerd, gedreven neurowetenschapper en psycholoog wier onderzoek naar hersenprocessen van pubers – van MRI-scans tot jongerenpanels – leidt tot inzichten waarmee onderwijs en samenleving beter kunnen worden ingericht op de mogelijkheden van jongeren.

Zij publiceert net zo makkelijk in Nature als in de NRC en verspreidt de kennis die zij en haar collega’s ontwikkelen via films en boeken onder het grote publiek. In het werk van Crone vervagen de grenzen tussen bèta en gamma, wetenschap en maatschappij, onderzoek en toepassing.

Van innovatie naar gebruik

“Het gebeurt niet alleen in universiteiten”, stelt Eveline Crone. Ooit dacht zij dat wel. De wetenschap had de kennis en moest die naar de samenleving brengen. Nu vindt zij haar eigen visie achterhaald. “We moeten kennis halen”, betoogt zij, want kennis ontstaat overal. De belangrijkste bijdrage van de wetenschap is dat zij waardenvrij is en ruimte biedt aan vrije denkers om onafhankelijk na te denken over grote vraagstukken voor de samenleving – maar wel en nog veel meer dan vandaag in interactie met die samenleving. “Als eerstejaars psychologie leer je de empirische cyclus”, legt Crone uit. Zelf is zij erg geïnspireerd door de ontwerpcyclus, door bedrijven die in hun productontwikkeling voortdurend testen in de markt. Waarom zou de wetenschap niet werken op dezelfde manier?

Dat is precies wat zij de laatste jaren doet. In ‘living labs’ die burgers, beleidsmakers en wetenschappers bij elkaar brengen om samen problemen te benoemen en oplossingen te ontwikkelen, testen en verbeteren. Zo worden zij samen eigenaar van het probleem én de oplossing. Daarmee heb je meteen draagvlak en een oplossing die niet alleen beter is maar werkt in de praktijk. Zo’n aanpak wordt misschien alleen nog maar belangrijker, betoogt Crone. Immers, om de grote vraagstukken van onze tijd – de ‘wicked problems’ – aan te pakken heb je technologische innovatie nodig, maar om ze op te lossen moet je die innovaties gebruiken – en dat betekent dat je de sociale context eromheen moet begrijpen.

Eveline Crone is hoogleraar Ontwikkelingsneurowetenschap in de Maatschappij aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en Neurocognitieve Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Leiden. In Rotterdam geeft zij leiding aan het Society, Youth and Neuroscience Connected (SYNC) lab en in Leiden aan het Brain & Development Lab. Crone promoveerde cum laude aan de Universiteit van Amsterdam en was als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de University of California in Davis. Zij heeft grote onderzoeksubsidies ontvangen van NWO (Veni, Vidi, Vici, Spinozapremie) en de ERC (Starting en Consolidator grants) en een nieuwe generatie prijswinnende onderzoekers opgeleid (met hun eigen NWO Rubicon en Veni en AXA Research grants).

Jongeren worden door de pandemie beperkt in fundamentele behoeften.

Neem het vaccinatiebeleid. De virologen hebben hard gewerkt en bergen verzet, maar ergens zijn we 15-20% van de samenleving kwijtgeraakt. Omdat die anders benaderd moeten worden, zegt Crone. Jongeren, zo legt zij uit, worden door de pandemie beperkt in drie fundamentele behoeften: risico nemen en exploreren, het aangaan en onderhouden van liefdevolle, warme vriendschappen en het gehoord en gezien worden, respect krijgen. Uit de panels waarin zij en haar collegae met jongeren werkten kwam het volgende idee. De jongeren begrepen heel goed dat we met vaccinatie begonnen bij 80-plussers en vandaar stap voor stap naar lagere leeftijden. Maar, vroegen zij, als we dan bij 40 zijn aangekomen, kunnen we de volgorde dan niet omdraaien en van 18 naar 40 prikken? Die suggestie is nooit serieus genomen. “En we hebben het wel over onze toekomstige leraren, tandartsen, ondernemers, enzovoorts”. Stel je voor dat we vanaf december met jongeren waren gaan werken, waar hadden we dan nu kunnen staan?

Over grenzen heen

Gebruik bepaalt het succes van innovaties. We kunnen niet alleen kennis blijven produceren. We moeten er iets mee. En of het nu gaat om de coronacrisis, klimaatcrisis, het gezondheidsvraagstuk of andere grote uitdaging – je moet discipline-overstijgend werken. Crone geeft nog een voorbeeld. Kinderen met chronische ziekten als diabetes zijn gedurende hun pubertijd vaak veel minder therapietrouw. Dat duurt tot zij in de twintig zijn maar dan is al veel schade aangericht. Een living lab kan helpen manieren te vinden om dat te voorkomen. Je kunt dat niet doen met alleen individuen, je hebt scholen nodig, wijken, gemeenten. En technologie. Crone is nauw betrokken bij de convergentie-alliantie van haar eigen Erasmus Universiteit, het Erasmus Medisch Centrum en de TU Delft, die daadwerkelijk proberen dwars door en over de grenzen van disciplines en instituten heen oplossingen te ontwikkelen voor grote maatschappelijke uitdagingen. Daarin werkt ze onder meer samen met onderzoekers uit Delft om online manieren te vinden om “ongehoorde jongeren” te bereiken.

Andersom kunnen juist sociale wetenschappers weer een belangrijke en misschien wel cruciale rol spelen bij het begrijpen van de voorwaarden voor het gebruik van innovaties. Zij zijn gewend “in de modder te staan”, waar alles met alles samenhangt en je niets met zekerheid kunt vaststellen. Maar sociale wetenschappers zijn nog veelal bang te worden gezien als een soort “hulpwetenschapper”. “Respect is zo vaak een sleutelwoord, vind je niet?”

Voorwaarden voor succes

Gek genoeg zijn de verwachtingen dan wel weer hooggespannen. Het inrichten van zo’n samenwerking blijft complex. Een gezamenlijke missie verbindt, zegt Crone. Infrastructuur ook. Dankzij de convergentie spreekt zij veel met techneuten. Die werken veel met dezelfde apparaten, iets dat zij als neurowetenschapper ook gewend is. Dat verbindt en bevordert samenwerking. Voor sociale wetenschappers is zoiets veel moeilijker. Dan kan een living lab uitkomst bieden.

Cruciaal is volgens Crone het formuleren van een scherpe propositie. Je moet precies weten wat je met elkaar probeert te bereiken en goede afspraken maken over hoe je dat wilt doen. Vervolgens moet je het “gewoon doen”. Je zet de strategie uit en dan “wil 75% mee en 25% niet”. De valkuil is je te focussen op die 25% en je door hen te laten remmen. Terwijl succes vanzelf doet volgen. Dat is overigens ook het gevaar. Als de één succesvoller is dan de ander kan dat succes het gezamenlijke doel overschaduwen en de samenwerking in de weg zitten.

Een ander risico is het bestaande subsidielandschap. Wetenschappers zijn minder vrij in hun keuzes en voorstellen richten zich meer op de waan van de dag en de stokpaardjes van de meest recente politici. Een ruimere basisfinanciering voor onderzoek zou wetenschappers meer vrijheid en erkenning geven om nieuwe wegen in te slaan, om samen te werken met andere partijen en in andere vormen en om op verschillende wijzen impact te hebben voor de samenleving. “Mijn geluk”, zegt Crone, “is de Spinozapremie”. Die geeft haar de vrijheid om haar onderzoek in te richten naar haar eigen – hier uiteengezette – inzichten.

De jeugd – en de wetenschap – heeft de toekomst

Crone is een overtuigd optimist. “Ik geloof in die paradigmashift”, zegt ze. Van lineair naar iteratief, van niet alleen kennis brengen naar ook kennis halen. Van interdisciplinair werken met twee, drie andere wetenschappers naar samenwerken met mensen uit de maatschappij, zoals in haar living labs. Van onderzoek naar impact – of beter gezegd met impact. Want wetenschappers zijn geen wereldvreemde navelstaarders. “Zelfs de meest fundamentele mensen die ik tegenkom willen bijdragen, willen praktische problemen helpen oplossen”. Dat doen ze ook. Als vicepresident van de European Research Council (ERC) heeft Crone daar als weinig anderen zicht op. Ze vertelt over een recente analyse van het door de ERC gefinancierde onderzoek. Dat is “alleen maar ‘curiosity-driven’”, legt ze uit, “Valorisatie is geen criterium”. Wat blijkt? De wetenschappers die het best scoren hebben vaak ook patenten en startups, de meeste patenten zelfs.

Eveline Crone is voor haar onderzoek onderscheiden met onder meer de Early Career Award van de Society for Psychophysiological Research in Boston, de Huibregtsenprijs voor excellentie in wetenschap en communicatie, de Ammodoprijs voor sociale wetenschappen en de Dr. Hendrik Muller Prijs van de KNAW. Zij is sinds 2013 lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, was voorzitter van De Jonge Academie, en is lid van de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, de Amerikaanse Association for Psychological Sciences, de Academia Europaea en sinds 2021 ‘corresponding member’ van de British Academy. Crone werd in 2020 gekozen tot vicepresident van de European Research Council.

Eveline Crone heeft meer dan 200 veelgeciteerde artikelen gepubliceerd in gerenommeerde tijdschriften en een H-index van 56 in Web of Science en 80 in Google Scholar. Zij is auteur van Het Puberbrein – dat is vertaald in zeven talen en waarvan meer dan 100.000 exemplaren zijn verkocht – en maakster van de documentaire “Braintime Movie: Discovering the developing brain”, die door NRC werd omschreven als “de nieuwe trend in wetenschapscommunicatie”.

"Zelfs de meest fundamentele mensen die ik tegenkom willen bijdragen, willen praktische problemen helpen oplossen”

Datzelfde vertrouwen heeft Crone in de jeugd. In haar ervaring, haar onderzoek, zijn jongeren helemaal niet zo negatief. Zij hebben juist veel vertrouwen in de wetenschap, zelfs meer dan oudere generaties. Ook meer dan in de overheid. Wat jongeren bijvoorbeeld gemeenten niet vertellen, vertellen zij onderzoekers wel en door die onderzoekers laten gemeenten zich weer vertellen hoe zij jongeren beter kunnen begrijpen, bereiken en bedienen. Is er een betere, meer directe manier om de samenleving te laten profiteren van de wetenschap?

Drie gedachten voor nadere reflectie en discussie:

  • Zouden wij meer aandacht moeten besteden aan (de voorwaarden voor) gebruik om innovatie te stimuleren?
  • (Hoe) kunnen wij valorisatie meer inrichten als een proces van brengen én halen?
  • Als (top)wetenschappers gedreven zijn om impact te hebben, moeten wij hen dan niet minder proberen te sturen en meer vrijlaten?

Bekijk hier de interviews met andere ondernemende wetenschappers

Of download de verhalenbundel Denkers die doen